Egbert van der Weerd, liefhebber, nieuwsjager en creatieve duizendpoot
Nieuwsjager, voetbalkenner- en liefhebber, koppensneller, creatief schrijver, netwerker, andersdenker en ‘dichter’. Sportjournalist Egbert van der Weerd, die bijna 35 jaar voor de Gelderlander werkte, was het allemaal. Hij overleed donderdag na een lang ziekbed.
In een tijd dat Facebook, X, Instagram en andere sociale media zo’n beetje de voornaamste bronnen van ‘nieuws’ zijn geworden, is het nog amper voorstelbaar: een kroeggesprek dat leidt tot een nieuwsverhaal. Egbert van der Weerd, sinds 1990 actief bij De Gelderlander, waarvan jarenlang als Vitesse-volger, was er een meester in.
Daarbij was het altijd balanceren op het flinterdunne koord tussen openbaar maken en de vertrouwelijkheid van het biertje in het café. ‘Maar wat nou als Theo Bos jou in vertrouwen iets vertelt waarvan jij vindt dat het eigenlijk wél in de krant moet’, vroeg ik hem als vriend en kersvers sportjournalist, die alles van het vak als een spons wilde opzuigen.
‘Als het echt groot en belangrijk nieuws is, dan heeft-ie pech gehad, dan gaat het de krant in’, luidde het antwoord. ‘Maar dat laat ik hem dan wel eerst weten’.
Dat was de sportjournalist Egbert van der Weerd, die donderdag 21 november op 60-jarige leeftijd overleed na een langdurig ziekbed, ten voeten uit: veel, zo niet alles, voor het nieuws, maar nooit achterbaks, altijd met open vizier.
Het leverde hem ook een mooie landelijke primeur op. Via zijn deep throat bij Vitesse wist Van der Weerd eind 1999 zo goed als zeker dat Ronald Koeman trainer van de Arnhemmers zou worden. Het enige wat ontbrak, was officiële bevestiging van de club. Door de even simpele als doeltreffende tactiek ‘Kunt u dit bevestigen? Nee? Kunt u het dan ontkennen? Ook niet?’ af te vuren op toenmalig bestuurder Herman Veenendaal, durfden Van der Weerd en de krant het wel aan het nieuws pontificaal op de voorpagina te brengen. Het leverde hem de jaarlijkse redactieprijs van De Gelderlander op.
Maar Van der Weerd, vader van een dochter en twee zoons, was niet alleen uit op het brengen van (groot) nieuws. Zo kon hij ook genieten van het maken van een mooi, menselijk interview. Bijvoorbeeld met Jhon van Beukering, de Velpse volksjongen die van zijn eerste voetbalcenten een Mercedes voor zijn vader kocht en openhartig vertelde over (het leven in) de rauwe buurt waarin hij opgroeide.
Of het verhaal dat de Wolfhezenaar, die net zo makkelijk andere onderwerpen dan alleen Vitesse en voetbal oppakte, maakte bij de landelijke korfbalfinale in Ahoy. Nooit was hij bij die sport geweest, nooit zou hij er later nog komen. Maar zijn verhaal met uitgerekend de aanvoerder van de ploeg die naast de landstitel greep, was pakkend. En nergens was aan af te lezen dat hij geen kenner van die sport was: ,,Ik heb nog nooit zó’n mooie verliezer gezien”, stak Van der Weerd zijn be- en verwondering niet onder stoelen of banken.
Een kickboksgala dat uit de klauwen gierde en waar de stoelen door de zaal vlogen, waarna de boodschapper de volgende dag dreigende telefoontjes kreeg, hockeyduel of amateurvoetbalpotje: hij schreef er allemaal even graag en goed over. Net als over het EK voetbal van 2000, in Nederland en België. Van der Weerd, zelf begin jaren tachtig nog spelend voor Jong NEC, mocht daar verslag van doen en genoot met volle teugen van de vrijheid die daarmee gepaard ging. Lekker op pad naar de stadions bij de zuiderburen, mooie verhalen tikken en de rest aan de sport- en eindredactie overlaten.
Toch liep hij niet weg voor het bureauwerk dat nu eenmaal bij het vak hoort. Sterker, daar vierde hij zijn creativiteit óók op bot. De bedenker van de kop ‘Machlas III Willem II’ – nadat de Griek Vitesse met drie goals langs de Tilburgers schoot – verzon graag originele invalshoeken en aanpakken die afweken van de normale patronen.
Zo was er eind vorige en begin deze eeuw de wekelijkse sportrubriek In de Wandelgang, waarbij sporters, trainers, teams en bobo’s een enkele keer lof oogstten, maar vaker op satirische en – volgens de redacteuren – humoristische wijze op de hak werden genomen.
Op een dinsdagochtend begin december – met de sportpagina voor de volgende dag nog maagdelijk wit, geen enkele bijdrage voorradig en slechts twee sportredacteuren in de ring – zei Van der Weerd tegen ondergetekende: ‘Het is morgen Sinterklaas, wat als we samen de rubriek nu eens helemaal in dichtvorm doen?’
Een inspirerende, hilarische, creatieve en uitermate bevredigende werkdag volgde. Met aan het eind ervan – met bijdragen van de aan het ziekenhuisbed gekluisterde toenmalige chef-sport – een 7kolom strekkende dichtrubriek, waarin iedereen net zo hard met de roe kreeg of juist veren in de bips, zoals altijd. Én op broadsheet. Kenners weten dan genoeg.
En nee, daar zaten géén geheime boodschappen in. Zoals die wél in de verslagen van Vitesse zaten. Althans, dat wilden Van der Weerd en zijn broer vrienden, dorpsgenoten en collega-voetballers maar wat graag doen geloven. In elk wedstrijdstuk dat hij over de Arnhemmers schreef, verpakte de Wolfhezenaar, die de laatste tien jaar chef-sport van De Gelderlander was – en daarin ook een periode van de Stentor – een geheime boodschap voor zijn broer, zo vertelden de twee met een bloedserieus gezicht.
Het staat dan ook wel vast dat de maandagkrant door menigeen jarenlang met meer dan gewone Vitesse-interesse werd bestudeerd. Op zoek naar cryptische omschrijvingen.
(Tekst: Bauke Boersma)