OPINIE: Waarom Arnhem wel een toekomstvisie kan gebruiken

Cultureel Geograaf Martijn Duineveld, als Associate Professor verbonden aan Wageningen UR, hield vorige week bij architectuurcentrum CASA een pleidooi voor het ontwikkelen van een toekomstvisie voor Arnhem.

Duineveld geeft zeven aanbevelingen die bij zo’n toekomstvisie kan helpen. “Denk niet dat je als politiek of ambtelijk apparaat of projectontwikkelaar de stad overziet. Je hebt meer blinde vlekken dan overzicht.”

Omdat steden het resultaat zijn van economische en sociale krachten, en van bestuursculturen die patronen vormen waar we niet makkelijk van afstappen, is verandering niet eenvoudig. Wie de stad mooier, duurzamer, veiliger, schoner, inclusiever, gezelliger of wat dan ook wil maken zal weinig bereiken door ad hoc op de problemen te reageren.

De stad zal doormodderen, in ongewisse richting. Wat een stad dus nodig heeft is een visie of een reeks visies waarmee de stad zich als een Baron van Munchhausen aan de eigen haren uit het moeras kan trekken. Een toekomstvisie is dan geen blauwdruk voor de toekomst waar we blindelings op af moeten stormen, zoals dogmatisch links het soms wil zien, maar het is zeker niet de olifant van naïef rechts.

Een visie is een samenhangend idee over de toekomst dat ons aanzet te handelen vanuit een perspectief. Het help ons uit de probleem-oplossingsmodus, waarin we kortetermijnoplossingen vinden voor de problemen die we op dit moment het meest urgent achten. Een toekomstvisie geeft ons in het heden een horizon om naar toe te bewegen.

Steden zijn net keukens, maar dan complexer
De materiële, politieke, bestuurlijke en sociale werkelijkheid van de stad is erg complex. Als ik mijn studenten de complexiteit van ruimtelijke ordening wil uitleggen, kies is liever een object dat iets minder complex is dan een stad en waar zij meestal redelijk wat ervaring mee hebben: hun keuken.

Studenten, net als de gekozen volksvertegenwoordigers die samen de coalitie zullen vormen, regeren ongeveer 4 jaar over hun keukens/steden. Maar de keuzes die ze maken kunnen nog decennialang hun sporen nalaten.

Veel studenten wonen in een studentenhuis en delen daar een keuken met soms meer dan 15 andere studenten. In die keuken speelt een deel van hun leven zich af en dag in dag uit vinden er allerlei rituelen plaats. Er wordt gekookt, gegeten en gefeest en er worden vele, zij het vaak impliciete, beslissingen genomen over de het gebruik en de inrichting.

Ik stel de studenten in het college drie vragen:
1. Beschrijf hoe je keuken er nu uitziet;
2. Bedenk waarom dit het geval is en
3. Welke sturingsmaatregelen hebben jullie om jullie omgang met de keuken te reguleren?

De antwoorden die de studenten geven leren veel over de complexiteit van de ruimtelijke ordening. De belangrijkste les: De studentenkeuken blijkt niet te bestaan. Ze komen in alle soorten en maten en er heerst orde en wanorde, schoonheid en smerigheid.

Sommige studenten onderhouden hun keuken redelijk, andere keukens zijn net ecosystemen met motten, kakkerlakken en ratten die leven tussen de half afgekloven frikadellen, bierflesjes, aangekoekte aardappelresten en vet in vele kleurschakeringen.

Het antwoord op de tweede vraag (waarom is je keuken zoals die is?) levert een lange lijst met veronderstelde oorzaken op: culturele verschillen (de studenten mogen tijdens de duur van het college hun nuances en politieke correctheid laten varen), genderverschillen, historisch ingesleten gewoonten, leeftijdsverschillen, de dominante opvatting over wat schoon en wat vies is, de verhouding tussen mannen en vrouwen.

Daarnaast ook: de tijd die men heeft, vrij wil maken of denkt te hebben voor schoonmaken en onderhoud, het type gerechten dat wordt gekookt, de motoriek van zij die koken, de staat waarin de keuken verkeert (een half rotte keuken wordt minder goed schoongehouden), etcetera.

De antwoorden op de derde vraag maken duidelijk dat keukens net als steden worden gereguleerd door een reeks van formele regels en vaker nog: informele regels. De studenten die ik tot nu toe aan het woord heb gelaten houden niet op te spreken over de vormen van discipline, toezicht, straf en prikkels die ze toepassen om de keuken weer proper te krijgen.

Sommige keukens hangen vol met aanwijzingen, verboden (‘blijf van mijn melk af’) en sommige studentenhuizen kennen een willekeur aan rituelen die met drank verband houden. Wie een x-aantal keer schoonmaakt krijgt een fles wijn.

Soms wordt de vuile vaat voor straf in de tuin geworpen of in bed onder de dekens van de veroorzaker gedumpt. Ondanks de vele afspraken, maatregelen, regels, prikkels en ad-hoc-oplossingen blijven veel studentenkeukens smerige oorden.

Steden zijn net studentenkeukens. Maar dan een stuk complexer. Er zijn veel meer bewoners, meer soorten bewoners, veel meer functies, een bestuur, een gemeenteraad en een ambtelijk apparaat, bedrijven en particulieren en een wirwar aan machten en krachten die haar vorm geven.

Net als studentenkeukens zijn zij het resultaat van complexe relaties tussen politiek, economie, cultuur en tal van dagelijkse praktijken. Wat steden helaas ook gemeen hebben met studentenkeukens is dat er nauwelijks wordt gewerkt vanuit een min of meer samenhangende visie op de lange termijn.

Tot nu toe heeft geen enkele student mij verteld over een visie op de toekomst van de keuken die verder reikte dan een paar dagen. Niemand repte over verbeterplannen voor de zowel de keuken als de omgang daarmee. De studenten modderen voort in de omstandigheden die ze aantroffen toen ze het huis binnen traden, maken af en toe schoon en repareren als het nodig is een lekkende kraan of ontstoppen de gootsteen.

7 eerste stapjes voor een stad met visie
Welke toekomstvisie we voor de stad vaststellen moet democratisch gelegitimeerd worden en moet een politieke keuze zijn. Stel dat we na veel discussies in de gemeenteraad, de media en in de stad besluiten dat we van Arnhem de groenste, meest duurzame, natuurinclusieve stad gaan maken, waarin we tussen het groen allerlei bedrijvigheid later floreren.

Laten we zeggen dat Arnhem de eerste stad is waarin 40 procent van de auto’s elektrisch is en waar het onderscheid tussen parken en plekken om te wonen en te werken nauwelijks nog zichtbaar is. Niet omdat we Sonsbeek volbouwen maar omdat we Sonsbeek de stad in trekken tot dat het, via een deels beplante Mandelabrug, het uiterwaardenpark Meinerswijk ontmoet.

Stel je voor dat over een paar jaar mensen uit de hele wereld naar Arnhem komen om te bekijken hoe we dit voor elkaar gekregen hebben. Stel dat we daarvoor kiezen, of voor welke andere visie dan ook, wat hebben we daarvoor nodig? Ik stel om te beginnen de volgende stapjes voor:

1.
Visies waarin mogelijke toekomsten voor verschillende publieken wordt verbeeld. Ga het experiment aan in de wijze waarop je je visie vormgeeft.

2.
Een politiek die keuzes durft te maken voor de lange termijn, die voorbij de eigen achterban durft te regeren en die niet van relatief kortlopend project naar project huppelt (zie het recente rapport van Frissen). Een politiek die doorgaat met besturen, ook als een deel van de kiezers tussentijds mort.

Omdat politici elke dag weer opnieuw beseffen dat ze democratisch gekozen zijn. Helemaal mooi zou het zijn als we een politiek hebben die bestaat uit partijen die durven te verliezen bij de verkiezingen omdat ze van zichzelf weten dat ze op de inhoud gewonnen hebben.

3.
Een ambtelijk apparaat dat inhoudelijke kennis bewaakt en zich flexibel opstelt, dat de politieke ambities van de gekozen volksvertegenwoordiging zoveel mogelijk volgt. Een ambtelijk apparaat dat regels naleeft maar deze ook durft op te rekken, te bediscussiëren en politiek te maken als dit de vastgestelde visie op de stad ten goede kan komen.

Heel concreet: als Arnhem de groenste wil zijn, faciliteert de gemeente zoveel mogelijk elke poging daartoe en werkt die de ambities niet tegen door het te rigide navolgen van de regels. En pogingen die tegen de stadsvisie ingaan, daartegenover kan de gemeente zich dan wat meer rigide opstellen.

4.
Luister naar de stad, ga de dialoog aan. Het invoeren en inwinnen van kennis bij mensen in de stad, individuen, georganiseerde groepen burgers, ngo’s en bedrijven is een groot goed en van groot belang. Denk niet dat je als politiek of ambtelijk apparaat of projectontwikkelaar de stad overziet. Je hebt meer blinde vlekken dan overzicht.

5.
Wees beducht voor het soort participatie dat wordt voorgesteld als democratisch. Op het moment dat je burger-participatie (referenda, participatieprocessen) voorstelt als democratisch en het idee oproept dat burgers zo meebesturen, creëer je een illusie die je niet kunt waarmaken.

Als je mensen wil laten participeren moet je super helder zijn over de rol die van ze gevraagd wordt en de verdeling van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Je moet dus aan verwachtingsmanagement doen en vooral niet de illusie in stand houden dat meer participatie meer democratie impliceert.

6.
Koester de media. Koester onafhankelijke journalistiek en onderzoek. Steek daar geld in. Begin projecten met de aanwezige mbo’s en hogescholen. Laat studenten de politiek maar ook de ambtenarij en de projectontwikkelaars kritisch volgen.

Wees niet bang voor kritiek en conflict. Laat het toe en betaal ervoor. Dat is democratie. Klakkeloze implementatie van visies op de lange termijn kan gevaarlijk zijn als zij niet aan constante kritiek onderhevig is.

7.
Gebruik je toekomstvisie ook om je stad te promoten. Place branding is een politieke daad, geen onschuldig vertier. Je kunt je geld inzetten op mode en een paar keer per jaar de straten vullen met catwalks, maar zolang de meeste ontwerpers en kunstenaars die beroemd worden meteen na hun studie uit de stad vertrekken, kun je misschien beter voor een ander verhaal kiezen.

Laat alle creatieveling, kunstenaars, ondernemers (en dan doel ik niet alleen op de gezellige cappuccino-hipsters die daktuinen bouwen op parkeergarages, maar ook op de opkomende bedrijfjes in Presikhaaf) werken aan projecten waarin relaties tussen natuur, duurzaamheid en techniek centraal staan. En daar past ook mode bij.

Reacties