Wethouder Jansen heeft groot gelijk

“Ik ben de wethouder van participatie, maar er zijn grenzen”, verzuchtte wethouder Jansen op 16 november. Het ging op dat moment over Betaald Parkeren, maar hij dacht ongetwijfeld ook nog terug aan het debat over Meinerswijk, dat eerder die politieke maandag had plaatsgevonden.
Aan het eind van de avond kwam de tweede verzuchting. “Maatwerk kan niet. Als je met de wijk gaat overleggen is er nooit één oplossing goed.”

De wethouder heeft groot gelijk. Maar net als heer Olivier B. Bommel had hij meer begrip gekregen als hij er bij had gezegd: “Als u begrijpt wat ik bedoel”. Want niet iedereen begrijpt wat de wethouder bedoelt. Velen zeggen dat hij niet wil luisteren en beschuldigen hem van paternalisme. Daar zit mogelijk een kern van waarheid in. Maar in deze twee gevallen (Stadsblokken en Parkeren waar je wezen moet) ligt dat niet alleen aan de wethouder.

Weerbarstige participatiepraktijk
Als er op meer dan één bord tegelijk wordt geschaakt, maar niet iedereen weet waar die borden staan opgesteld, in een proces waarin participanten langs elkaar heen praten, niet dezelfde vaktaal spreken, elkaars vermogens en beperkingen niet kennen, als actoren met verdeel en heers tactieken minderheden tegen elkaar opzetten, elkaar ondermijnen, en als wordt gerefereerd aan de zwijgende meerderheid die niet participeert, dan kunnen de kosten van participatie (per deelnemer) hoger worden dan het budget voor de makers van alternatieve plannen. In zo¬¥n situatie leidt ook twee jaar doorparticiperen alleen tot impasses. Dan worden uiteindelijk de zwaarden getrokken om knopen door te hakken. Er wordt met portefeuilles gezwaaid. En zodra iemand begint over steun van de Provincie of het Rijk, gaat het hele proces als een nachtkaars uit.

Maar dat komt zelden door de participanten. Dat komt door de architectuur van het participatieproces. Een slecht ontworpen brug kan instorten. Een slecht ontworpen proces ontspoort. En bij participatie, waar de deelnemers per definitie verschillende achtergronden, kennis en belangen hebben, is dat al snel het geval.

Er zijn dus inderdaad grenzen aan participatie. En die heeft wethouder Jansen in een aantal gevallen veel eerder bereikt dan de andere participanten. Dat geeft iedereen een ongemakkelijk gevoel. En dan heeft het eigenlijk geen zin meer om verder te participeren. Dan is het tijd voor een pas op de plaats. Adem halen, een rondje lopen, en niet meteen weer verder gaan. Het proces is ziek, maar in een grote stad is er altijd een dokter in de buurt.

Grenzen snel bereikt
In de praktijk zijn de meeste participatieprocessen al begonnen voordat duidelijk is wie er eigenlijk moet participeren en hoe de agenda wordt bepaald. Er ligt een opgave en het is wettelijk verplicht of sociaal wenselijk om een soort van participatie toe te passen. Er is altijd wel een “blik” “usual suspects” voorhanden in de buurtcomités, de wijkplatforms, de ondernemersverenigingen en de bekende belangenorganisaties.

Sommige belangen zijn meervoudig vertegenwoordigd, andere totaal niet. Sommige participanten hebben vijf petten op, andere zijn helemaal kaal.
Maar pas als het proces begint te haperen komen er vragen over de representativiteit. Participatie raakt verpolitiekt. Er worden spelletjes gespeeld. Tijdelijke coalities gesmeed. Er komt een ander proces op gang, met bilateraaltjes in achterkamertjes en stiekeme onderzoeken die de einduitkomst al bij voorbaat in twijfel trekken. De opkomst daalt. En als het geld op is, of de participanten zijn uitgeput, raakt het proces in coma.

Zo zijn het vaak de grenzen van geld en tijd (de politieke agenda) die het eerste worden bereikt. Wie nog energie over heeft, bereidt zich voor op de volgende ronde. Ook als dat een gang naar de Raad van State betreft. Maar daar schieten wij natuurlijk niet veel mee op.

Het kan ook anders. Ook met dezelfde spelers. “Ik ben de wethouder van participatie, maar er zijn grenzen” is geen disqualificatie. Het probleem is dat meestal niemand de moeite neemt om met de andere participanten te verkennen welke grenzen dat zijn. Iedereen neemt klakkeloos aan dat zijn eigen vermogens (grond, geld, tijd, kennis, belangen, motivatie) de grenzen bepalen. Maar in de praktijk brengt iedere participant wat anders mee. Al is niet iedereen zich daar bij aanvang ook van bewust. En dat maakt het des te moeilijker om de grenzen bespreekbaar te maken.

Ruimte maken
In de praktijk lopen participatieprocessen al heel snel tegen grenzen aan. Maar niet iedereen ziet dat op hetzelfde moment. En niet iedereen ziet dezelfde grenzen. Daarom sukkelen processen door, en wordt het rendement soms zelfs negatief.

De oorzaak is dat participatie in de praktijk meestal begint zonder dat er overeenstemming is over doel en probleemstelling. Waar gaat de participatie eigenlijk over? Wat is de afbakening van het probleem? Waarom is er eigenlijk participatie? Gaat het om het verkennen van problemen of het maken van keuzes? Gaat het om het genereren van oplossingen of om het vinden van draagvlak? Op basis waarvan mag iemand meedoen? Zullen anderen zich neerleggen bij de uitkomst? Moet iedereen tegelijk aan tafel, of krijgt elke fase een andere “mise en scene”? En wat te doen zodra voor sommige participanten de eerste grenzen zijn bereikt?

Als er om de parkeerproblemen in Centrum Zuid op te lossen dringend behoefte is aan een Transferium in Noord, een trolleybushalte Kronenburg-A325 en een touringcarparkeerterrein in Elst, moet het participatieproces van Centrum Zuid dan worden uitgebreid met de actoren die daarover gaan? Of wordt het proces gestaakt totdat de omgevingsfactoren op orde zijn? Gaat iedereen op elkaar zitten wachten? Wie neemt vanuit Zuid het initiatief om Transferium Noord weer op de agenda te zetten?

Terwijl de ene participant nog volop ruimte ziet om door te gaan, is de ander al ver uit zijn “comfort zone” en wil er zo snel mogelijk een einde aan maken. Terwijl de een minstens drie oplossingsscenario¬¥s ziet gloren, worstelt de ander nog met de probleemstelling. De een denkt dat hij aan een soort prijsvraag meedoet, de ander heeft de buit al lang binnen. Terwijl de een zich afkeert van het stroperige proces en zelf alvast aan de slag gaat, kiezen de anderen vrolijk de datum van de volgende bijeenkomst. Terwijl de een zich afvraagt waarom hij eigenlijk nog aan tafel zit, kloppen vijf anderen aan om ook toegelaten te worden. De een begint vol goede moed aan een nieuwe variant, de ander belt alvast een advocaat. En intussen vragen elke dag nieuwe problemen om aandacht. Zo zit participatie vol met grenzen, maar die zijn voor iedereen verschillend.

Dat hoeft nog geen reden te zijn om af te zien participatie. Maar wel om het anders te doseren. Want elke opgave heeft een andere participatieprocesarchitectuur nodig.

Representatief
Ook de representativiteit is zelden in balans. De ene participant is gevestigd, de ander nieuw. De een heeft geld, de ander wensen. De een heeft maar een enkele kans, de ander heeft volop alternatieven achter de hand. De een wil iets bereiken, de ander wil iets behouden. De een is gekozen, de ander benoemd, de derde is ondernemer en heeft zelf het initiatief genomen.

Het proces moet ook een stem bieden aan actoren zonder geld of macht, en aan actoren die nog niet bekend zijn (zoals toekomstige gebruikers). Elk belang moet een kans hebben om gehoord te worden. Dat kan alleen als het proces daarin voorziet.
De ene participant heeft geen moeite om bij het betreden van de zaal zijn petten af te zetten, de ander maskeert zijn onderste petten en probeert in elk plan een stokpaardje of een koekoeksei achter te laten. Daarom kan participatie alleen slagen met open vizier en zonder petten op.

Het helpt als iedereen vooraf ziet wat er op het spel staat. En als het de bedoeling is dat iedereen aan hetzelfde proces meedoet, moet de vraag om inbreng ook specifiek zijn.
Gaat het om co-creatie of is participatie alleen “window dressing” of een vorm van “repressieve tolerantie”? Gaat het om betere oplossingen, of alleen om het vinden van draagvlak? Gaat het om het voorkomen van bezwaren, of zijn er nieuwe ideeën nodig?
Maar ook als dat helemaal helder is, kan het voor de start al fout gaan. Als er maar één spelronde is, komt er geen einduitslag als de eerste participant dominostenen meeneemt, de tweede een stratego bord en de derde de kolonisten van Catan. Zeker als de vierde hotels wil neerzetten op Steenstraat, Ketelstraat en Velperplein, terwijl de gastheer bridgekleedjes op tafel heeft gelegd en de kaarten alvast heeft geschud.

Is het mogelijk participatieprocessen te ontwerpen die recht doen aan al die verschillen, en die voorkomen dat participanten voortijdig door hun grenzen worden geduwd of herrie maken omdat zij niet zijn uitgenodigd? Ja, dat kan.

Volgende ronde
“Tom Poes, verzin een list”, roept heer Bommel als hij weer eens in een lastige situatie terecht is gekomen. Op 16 november heeft de commissie VROM mij gevraagd om een alternatief parkeerplan. De analyses zijn al gedaan, maar om niet meteen bij de eerste de beste grens in een nieuwe impasse te raken zullen wij de problemen goed in kaart moeten brengen. Binnen die overeen te komen grenzen kunnen wij de problemen in volgorde zetten en een voor een oplossen. Dat vereist schakelen tussen schaalniveaus. Verbindingen blootleggen. Zelfs de relaties tussen het touringcarparkeerterrein van Centrum Zuid en de parkeergarage van het Nationaal Historisch Museum bleken eerder dit jaar van invloed te zijn op de parkeerproblemen in de binnenstad en de wijken rond het centrum.

Het is niet nodig om daar eerst een allesomvattend plan voor te maken. Maar wij kunnen er wel een “richtinggevende opgave” uit destilleren. Bijvoorbeeld de samenhang tussen zuid en noord. De balans in de Groenste Stad, van Gelredome tot Waterberg. Vanuit zo¬¥n perspectief vallen ook de parkeerproblemen vanzelf op hun plaats. En wordt de ideale mix van ontwikkeling en behoud zichtbaar.

Binnenkort klinkt voor veel grote plannen de bel voor de volgende ronde. Die kunnen wij niet winnen met polarisatie of paternalisme. In tijden van bezuiniging zijn alle vermogens nodig. Om ook echt draagvlak te krijgen, en verdere vertragingen te voorkomen, zal opnieuw participatie nodig zijn. Maar wel anders. Met afgebakende probleemstellingen binnen duidelijk benoemde en gedeelde grenzen. En met een gezamenlijk verbindend perspectief.

Participatie kost geld, maar impasses, lege bouwputten, planschade en processen bij de Raad van State kosten nog veel meer. Daarom blijven wij inzetten op participatie. Met voor elke opgave de juiste mix van actoren. Een zorgvuldig ontworpen proces, dat recht doet aan de specifieke situatie.
De elementen zijn aanwezig. In de stad zelf. Want Arnhem heeft genoeg in huis om op eigen kracht de Groenste Binnenstad van Randstad tot Ruhrgebied te blijven.

Kiezen
De wethouder van participatie staat hoog op de lijst voor de volgende verkiezingen, dus wij zullen het samen moeten doen.

Ik ben geen kandidaat. En ik ben ook niet gevraagd voor de rol van stadsparticipatieprocesarchitect. Ik was alvast begonnen. Met een heleboel participanten, uit wijken waar het bruist van het initiatief.
Zij laten zich niet remmen door grenzen. Zij zetten zich in voor de hele stad (“Er is hier geen sprake van burgerparticipatie, maar van gemeenteparticipatie”).
En af en toe vragen zij iemand om herrie te maken. Want aan de andere kant van de grens wordt niet altijd geluisterd. Dan lijkt het soms “Als je met de wijk gaat overleggen is er nooit één oplossing goed.” Maar er kunnen best twee oplossingen beter zijn.

De wethouder van participatie is van harte welkom om aan te schuiven en nóg meer goede oplossingen te maken. Op het schaalniveau waar zich ook het draagvlak bevindt. Wij moeten nog wel even afspreken wat de spelregels zijn. Als het Scrabble wordt, dan ligt het na de inspraakronde van 16 november voor de hand om te beginnen met de letter S (Sonsbeek, Spoorhoek, Spijkerbuurt, Stadsblokken, Steenstraat, ‚Ķ). Wij gaan voor drie keer woonwaarde made in [Arnhem]. Yes we can.

Lex Kwee is bewoner/ondernemer in Arnhem, participatieprocesarchitect bij buro zi en directeur van de beroepsvereniging van Nederlandse stedebouwkundigen en planologen BNSP

Reacties

Wees de eerste die reageert op "Wethouder Jansen heeft groot gelijk"

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*