Eigenlijk zou dit over ‘t onbedoeld laten branden van ‘t achterlicht gaan. Maar ‘t gaat over ‘n dooie schrijver.
“Waarom trek je je ‘t zo aan?” vroeg Billy. “Kende je ‘m dan? Las je boeken van ‘m?” Rake vragen. Wat moest ik d’r op zeggen? Dat ik ‘m wel es op televisie had gezien en terloops, niet eens gezocht, ‘n stukje van ‘m onder ogen had gekregen? Da’s vrij mager voor ‘n emotionele betrokkenheid, nietwaar? Maar toch voelde ik me, tja, hoe zal ik dat zeggen, geraakt door z’n overlijden.
Hij werd ‘n verteller genoemd, ‘n chroniqueur. Mooi woord, chroniqueur. Als ze me vragen wat ik later wil worden, zeg ik dat: chroniqueur.
“Weet je wat ‘t is?” antwoordde ik. “Hij was als Carmiggelt. Iedereen kende de man aan ‘t einde. En daarna werd ‘t snel minder. Zo gaat dat met chroniqueurs. Zo zal dat ook met hem gaan.”
“Als ‘n achterlichtje dat je onbedoeld laat branden.” zei Billy.
[Ik weet nog dat ik zweeg en naar ‘m keek, maar niet meer wat ik dacht. Gelukkig maar: ‘t zou toch overbodig zijn geweest.]
Wees de eerste die reageert op "Uit"