Ik stond op ‘t bordes, de jongen op ‘t platform twee treden beneden me. We reden station Arnhem in.
De jongen ‚Äî type leuk en donker ‚Äî kon z’n ogen niet van m’n schoenen houden. Dat wil zeggen: zijn hoofd bewoog onwillekeurig van m’n ogen naar beneden. Daar wist ik ‘n mooi nieuw paar aan m’n voeten. ‘n Monster, zoals ze dat noemen. Met hip gekleurde veters en tintverloop van ‘t leer. Niemand anders dan ik had zo’n stel.
De trein slingerde zich naar ‘t juiste perron. De jongen hield zich staande. Hij bleef kijken: omhoog, omlaag.
Te laat, dacht ik, twintig jaar te laat.
Wees de eerste die reageert op "Schoenen"