If you take the red pill…
Na het doorspitten van de honderden beleidsnota’s, plannen, ontwerpen en nieuwsberichten over SbMw (zie deel 2.) besef ik dat ik naar buiten moet. Er is me namelijk iets vreemds opgevallen. Veel plannen beschrijven SbMw alsof het een niemandsland is, een nauwelijks beschreven blad waar de natuur haar gang kan gaan en waar hier en daar wat resten cultuurhistorie en bijzondere mosjes te vinden zijn. Als ik een deel van het papier moet geloven is SbMw natuur en moet het groen blijven, als ik een ander deel moet geloven schreeuwt deze leegte erom te worden bebouwd. Maar is dat wel zo?*
Pislucht
Stadsblokken is vanuit de binnenstad te bereiken via de John Frostbrug. Wandelend boven de Rijn verschijnt schuin voor mij een zanderige vlakte met her en der een boompje*. Aan de overkant van de rivier neem ik een trap naar beneden. Daaronder is een plek waar je gemakkelijk met een paar mensen kan slapen. Het ruikt er naar pis. Als ik beneden aan de trap sta, zie ik dat delen van de vlakte van asfalt en beton zijn. Daarop liggen aanstekers, Labello’s en snoeppapiertjes. Het zijn mogelijk restanten van het jaarlijkse Free your mind festival. Ik herinner mij dat hier in 2006 ook een daklozencamping stond: ‘de oranje camping’.
Ik gooi je houtkachel eruit
Na een paar honderd meter wandelen stuit ik op een haven, die uitkomt in de Rijn. Er staan wat bosjes omheen en her en der zijn houten hutjes gebouwd, waarvan een in de boom. Er liggen stukken plastic, brandslangen en een geel regenlaarsje.
Patricia en Sjaak leren me dat dit de ASM-haven is, waar van 1889 tot 1978 schepen werden gebouwd. Na het faillissement van de scheepswerf werd het een ligplaats voor woonboten. De haven is nu leeg. Phanos, de projectontwikkelaar die de grond in bezit had, wilde de illegale woonboten weghebben en Patricia en Sjaak moesten weg, samen met tientallen andere woonbootbewoners.
De ASM-haven kende haar eigen ruimtelijke ordening:
‘Je had de Broekers [mensen uit de Arnhemse wijk Het Broek] aan de ene kant en aan de andere kant de hippies. Die Broekers schreeuwden soms naar de hippies: “Ik gooi je houtkachel eruit!” Die stonken nogal, die kachels.
‘Lang was er ook geen stromend drinkwater in de haven,’ vertelt Sjaak. ‘De bewoners moesten hun water met een bootje water aan de overkant halen, totdat iemand een gat groef tot aan de gemeentelijke waterleiding en daar een slang aanknoopte,’ vult Patricia aan.
‘We hadden ook geen koelkast. Er was geen elektriciteit. In het begin gebruikten we zeven kaarsen per dag. Naast mij lag Freddie, een junk, die dealde voor eigen gebruik.’
Met prostituee en al
Naast de ASM-haven ligt de ‘legale’ Haven van Coers. Om de haven staat een metalen hek. Buiten het hek gooit een man een vuilniszak in een container, het is een van de huidige bewoners. Hij vertelt over een prostituee die hier in de bosjes in een caravan haar klanten ontving. De politie deed niets, want de grond buiten het hek is privé-eigendom. Omdat de prostituee ook na enig aandringen niet weg wilde gaan heeft de man zijn auto gepakt, de caravan aan zijn trekhaak vastgemaakt en een eind verderop weer neergezet.
‘Met prostituee en al.’
Een van de woonboten is van Roosje. Ze woont er al sinds 1965.
‘Toen we hier kwamen wonen werkte de ASM nog. Er was hiernaast een loods, dus het was vrij druk. Het gaf een veilig gevoel, er was daar ook altijd een bewaker.’
Vandaag de dag is het leven in de Haven van Coers goed, vindt Roosje.
‘Er gebeurt hier niet veel. Er heerst een soort dorpsgevoel, je gaat bij elkaar langs als er wat is. En in de zomer is het best druk. Jongelui op brommers en soms zijn er mensen die afval dumpen aan de weg. Toen ik een keer wat zei tegen een man die banden dumpte maakte hij een gebaar met zijn hand over de keel.’
‘Klinkt best gevaarlijk,’ zeg ik.
‘Nee joh, verder is het hier goed. Het is hier mooi, je leeft midden in de natuur, je ziet alles groeien en bloeien‚Ķ’
De Geheime hut
Vanaf de haven volg ik een pad richting de Mandelabrug en ik kom langs een werf waar aan boten wordt gesleuteld. Onder de brug staan wat auto’s geparkeerd. Twee mannen roken een sigaretje. Boven mij raast het verkeer en voor mij zie ik een rijtje huizen wat verloren het landschap staan. Alsof er een begin is gemaakt met de bouw van een stad maar men na een paar rijtjes huizen geen zin meer had om verder te bouwen. Het is buurschap De Praets.
In één van de huizen woont Vera met man en kinderen. Als ik aan haar tafel zit, wil haar zoon Jan ook geïnterviewd worden. Jan is 10 en voor hem is Meinerswijk een grote speelplek. Al mag hij niet overal spelen. De weg naar het industrieterrein wordt bijvoorbeeld bewaakt door een heel oud, mopperend mannetje die iedereen wegstuurt.
Jan vertelt dat hij een geheime hut heeft op Meinerswijk maar hij wil niet vertellen waar die is.
‘Waarom niet?’, vraag ik.
‘Anders is de hut niet geheim meer’.
Volgens Vera is het fijn wonen op De Praets.
‘Bijna iedereen kent elkaar. Het is voor de kinderen heel knus opgroeien hier, ze kunnen veilig voor het huis spelen. Er is een grote sociale controle.’
Het vellige gevoel houdt voor Vera op bij de Nelson Mandelabrug.
‘De dingen die onder de brug gebeuren horen niet bij mijn leefomgeving. Soms staan er van die gepimpte auto’s en er vinden amoureuze afspraakjes plaats. Af en toe overnachten er mensen uit ‘Oost-Europa’, die zetten daar hun auto neer, een matrasje daarnaast.’
De laatste Boer
De manier om legaal vanaf De Praets in Meinerswijk te komen, is via Het Heuveltje. Er staan een paar huizen en boerderijen. In één van die boerderijen woont Erik Wijers met zijn familie. Erik bezit zelf anderhalve hectare grond en hij pacht nog zo’n vijf hectare. Je kunt op het land van boer Wijers boerengolf spelen. De vrouw van Erik geeft me koffie met een speculaasje.
Boer Wijers is de laatste boer op Meinerswijk. Eerder hadden ze dertig melkkoeien en maakten ze zelf yoghurt. Maar een tijd geleden hebben ze de productie daarvan moeten stoppen vanwege strengere regels. Ze verkochten hun melkproducten voornamelijk aan mensen uit Zuid. Want, zegt zijn vrouw:
‘Mensen uit Noord komen letterlijk en figuurlijk de brug niet over’.
Daar willen ze allemaal dingen
Vanaf Het Heuveltje volg ik de weg Meinerswijk in. Aan het begin van de weg staat een slagboom. Langs het fietspad is een grote houten omlijsting geplaatst, waarop staat:
‘Dit weidse uitzicht wordt u aangeboden door Boer Wijers’.
Ik vervolg mijn weg richting de Eldense Steenfabriek tot ik bij het huisje van Ina aankom. Ze begroet me met een luide stem en schudt stevig mijn hand. Ik neem plaats aan een plastic tafeltje achter haar huis. Daarnaast is een klein veldje met een paar paarden.
Ina vertelt opgewekt over haar paardenmanege en haar strijd voor een bouwvergunning voor een nieuw huis op haar grond. Betsie is niet zo blij met de activiteiten bij de Eldense Steenfabriek, vlakbij haar huis. Na afloop wordt niet altijd netjes opgeruimd.
‘Daar willen ze allemaal dingen. De gemeente wil er iets ontwikkelen. We zijn nu met een paar bewoners bezig kaders vast te stellen.’
Fanfare
Even verderop bij de Steenfabriek zit mijn vroegere docent Frits van Egters op een bankje op mij te wachten. Hij vertelt me over een toneelstuk waarin hij speelt waarvan ze hier net een reeks voorstellingen hebben gehad.
‘We hebben zes avonden achter elkaar gespeeld met bijna 100 man per avond. 500 mensen over zes avonden.
‘Maar dit is toch een natuurgebied?’ vraag ik.
‘Ja, zodra je hier iets doet, krijg je met de Flora- en Faunawet te maken. We hadden daarom wel een evenementenvergunning nodig. Voor zonsondergang moesten we wegwezen en we mochten geen microfoons gebruiken. Eerder gaven studenten van de Arnhemse Toneelschool hier een voorstelling. Een voorstelling met elementen uit de natuur, koeien en zo. Die sloten hun voorstelling af met een fanfare. Sindsdien zijn ze wat strenger geworden.’
Kraaien met beenderen in hun poten
Ik bedank Frits voor het gesprek en loop verder.
De weg maakt een bocht naar links en na een paar minuten sta ik op de Drielse dijk. Vanaf de dijk kun je prachtig over SbMw uitkijken. Van dit uitzicht weet de ambtenaar Kees Vlok alles. Hij kent het gebied op zijn duimpje en mag daar graag over vertellen.
‘In 1874 kwam er een steenfabriek op Meinerswijk en werden delen van het gebied kleinschalig ontgraven. Dat ging door tot de Tweede Wereldoorlog, daarna werden de ontgravingen grootschaliger. In de jaren 60-70 is er in de tichelgaten huisvuil en ander afval gestort. Voor de oorlog is ook De Groene Rivier volgestort en bedekt met een kleilaag van minder dan 50 cm. Dat voldoet niet helemaal aan de norm maar er is gelukkig veel kruidachtige vegetatie.’
‘Vuil, afval, gif‚Ķ dit is toch een natuurgebied?’, vraag ik.
‘De AKZO, BASF, metaalbedrijf Billiton, het ziekenhuis, ‚Ķ ze hebben van alles gestort. Het ligt er nu en de aannemer die aan de rivierverruiming werkt, werkt er bewust omheen. Oudere bewoners vertellen dat de kraaien met beenderen in hun poten rondvlogen. De beenderen uit het ziekenhuis-afval.’
Stadsblokken-Meinerswijk bestaat niet
Mijn bezoek aan SbMw heeft mijn hoofd doen duizelen. Het kent veel soorten bewoners, gebruikers en gebruiken en ik heb u daarvan slechts snapshots kunnen presenteren. Ik leerde dat er van alles gebeurd is in deze unieke mensenbiotoop, in het midden van Arnhem. Er is een ‘apenrots’ waar naakte mannen van middelbare leeftijd rondhangen (waarover later meer). Er wordt gevreeën in het groen verscholen auto’s, er wordt gejaagd en paard gereden, en er zouden ook feestjes worden georganiseerd door de Gemeente Arnhem voor medewerkers van de Gemeente Arnhem, met geld van de bewoners van de Gemeente Arnhem. Er zou ook een jonge man rond lopen die met mensen geen contact maakt maar wel met paarden praat en bij de steenfabriek Ariëns zit ‘een sportschool: “De Underground gym” waar mensen met tractorbanden en dergelijke in de weer zijn.’
En er gebeurt nog veel meer. Een antropoloog zou er een paar jaar moeten verblijven om aan de meervoudige betekenissen en gebruiken van SbMw echt recht te doen.
Wat mij vooral is opgevallen is het enorme contrast met de formele plannen en ontwerpen en ander toekomstfantasieën, die in het tweede deel van dit feuilleton voorbijkwamen. Als ik op deze plannen af had moeten gaan dan zou SbMw een leegte zijn die gevuld moet worden of een stuk pure natuur waar men vanaf moet blijven.
De suggestie van de leegte van een plek is wellicht noodzaak voor planners en ontwerpers, omdat het de complexiteit van plekken terugvoert tot behapbare brokjes. Het landschap wordt gereduceerd tot enkele lagen, bodem, occupatie en wegen of nog extremer: een leeg vel papier waarop alles mogelijk is. Reductie van de complexe werkelijkheid van plekken tot leegte is een manier om deze vervolgens te kunnen vullen fantasieën over de toekomst‚Ķ Maar omdat SbMw net als elke andere plek op de wereld niet in bestaat in enkelvoud, is elk plan, elke lijn, elk ontwerp er een die potentieel vele honderden leefwerelden en belangen aan flarden schiet, kapot maakt of juist versterkt. SbMw in meervoud botst aldus per definitie met de platgeslagen werkelijkheid van planners en ontwerpers.
O ja, ik zou het bijna vergeten: het lachje van wethouder Henk Kok, waar het allemaal mee begonnen is. Valt dit lachje beter te verklaren nu ik een deel van de gebruikers en gebruiken van het gebied beter heb leren kennen? Lachte hij omdat zijn plannen recht zou kunnen doen aan de huidige complexiteit van gebruikers en gebruikers. Omdat hij deze mensenbiotoop van bijzondere mensendieren wil beschermen tegen de bouwdrift van de projectontwikkelaars? Of lachte hij zonder aan de veelheid aan gebruikers en gebruiken te denken? Kijkt hij slechts met een groene waas van een natuurvriend naar het gebied? Lachte hij omdat hij zijn natuurparkidealen dichterbij ziet komen, idealen van een Sonsbeek aan de Rijn, waar keurige mensen uit Arnhem-Noord, op een keurige manier van genieten? Ik ben bang dat ik verder verwijderd ben geraakt van het antwoord op de vraag. Een omweg is vaak noodzaak in een queeste.
[* Dit deel is gebaseerd op verschillende bezoeken, wandelingen en fietstochten door SbMw (tussen 2012 en 2014), soms samen met Michal Merzel en Onno ter Sluis, aangevuld met interviews en krantenartikelen. Tijd en ruimte zijn gecomprimeerd ten behoeve van de leesbaarheid. De namen van de geïnterviewden zijn grotendeels gefingeerd. De regel daarbij is dat publieke en semi-publieke personen wel met naam en toenaam genoemd kunnen worden en ‘gewone’ burgers niet.]
Deel 1. | Deel 2. | Deel 3. | Deel 4. | Deel 5a. | Deel 5b. | Deel 5c. | Deel 5d. | Deel 5e. | Deel 6a. | Deel 6b. | Deel 6c. | Deel 6d. | Deel 6e. | zie ook: sbmw.org
Wees de eerste die reageert op "Het Blokken Feuilleton 3: De mensenbiotoop"